Wormbestrijding bij schapen en geiten

De laatste jaren zien we steeds meer problemen door maagdarmwormen bij schapen. Er is een toename in resistentie tegen diverse ontwormingsmiddelen. Daarom is het essentieel om een goed beweidingsplan op te stellen, regelmatig mestonderzoek te laten uitvoeren en de beschikbare ontwormingsmiddelen op de juiste manier in te zetten.

Meest voorkomende wormen

  • Nematodirus (diarree en groeivertraging in het voorjaar, soms najaar)
  • Trichostrongylus /Teladorsagia (diarree en groeivertraging in de zomer tot herfst/winter)
  • Haemonchus (bloedarmoede en droge keutels van mei-oktober)
  • Lintworm (rijstekorrels in de mest, geeft weinig klachten, behandeling zelden nodig)

Ontwormen van ooien tijdens het aflamseizoen

  • Rond het aflammeren scheiden ooien meer wormeieren uit door een weerstandsdaling. Om de weidebesmetting te verminderen is het zinvol om ze binnen twee weken na het aflammeren te ontwormen.
  • Ontworm uiterlijk 2 dagen voordat de ooien met de lammeren de weide op gaan.
  • Ooien die met hun lammeren op stal blijven tot na het spenen hoeven niet ontwormd te worden. Ze kunnen op stal de lammeren niet besmetten.
  • Jaarlingen die vorig jaar een ernstige wormbesmetting hebben gehad kunnen rond aflammeren zelf weer klachten krijgen en moeten om die reden ontwormd worden.
  • Zie ook: “het juiste gebruik van ontwormingsmiddelen”. Hieronder op deze pagina.

Ontwormen van ooien buiten het aflamseizoen

  • Een volwassen schaap bouwt weerstand op tegen maagdarmwormen. In principe is ontwormen daarom niet nodig. Houdt de gezondheid in de gaten en laat bij twijfel de mest onderzoeken.

Ontwormen van lammeren die op stal worden gehouden

  • Lammeren die niet op de weide komen hoeven niet ontwormd te worden. Op stal kunnen ze geen wormbesmetting oplopen (tenzij ze vers gras gevoerd krijgen). Ze kunnen wel een besmetting met coccidiose oplopen. Dit is een darmparasiet die diarree veroorzaakt bij lammeren. Bij diarree op stal is het advies om mest te laten onderzoeken op de praktijk.

Ontwormen van lammeren met weidegang

  • Een risico op wormbesmetting is er vanaf minimaal 2 weken weidegang.
  • Door een goed weideschema te hanteren kan de wormbesmetting laag gehouden worden, waardoor minder vaak ontwormd hoeft te worden.
  • In veel gevallen is het helaas niet mogelijk om de koppel regelmatig te verweiden, omdat er niet genoeg weiland voorhanden is. In dat geval is het extra belangrijk om de koppel goed in de gaten te houden door mestonderzoek te doen en de conditie en de kleur van de oogslijmvliezen regelmatig te controleren.

Weideschema

  • Inweiden in het voorjaar op schoon land. Een schone weide is een weide waar de afgelopen 3 maanden geen schapen hebben gelopen.
  • Als er in het voorgaande jaar een besmetting was met Nematodirus, begin dan op een perceel waar vorig jaar geen lammeren hebben gelopen. Vermijd ook wisselbeweiding tussen schapen en kalveren.
  • 15 maart tot 15 juni: elke 2-3 weken omweiden naar schone weide.
  • 15 juni tot 15 september: elke 2 weken omweiden naar schone weide.
  • 15 september tot 1 november: elke 3 weken omweiden naar schone weide.
  • 1 november tot 15 maart: omweiden is niet noodzakelijk.
  • Na 3 maanden is de weide weer schoon en kan deze opnieuw gebruikt worden voor begrazing.
  • Dit betekend dat er 7 percelen nodig zijn.

Weideschema bij beperkt land

  • Als bovenstaand schema niet haalbaar is, omdat er niet genoeg weiland beschikbaar is, dan is het advies om de weide in 3 stukken op te delen en elke 3-4 weken om te weiden. Bijvoeren is een mogelijkheid als er niet genoeg gras is om elke 3-4 weken om te weiden.
  • Houdt de besmetting in de gaten door regelmatig mestonderzoek te doen. Controleer regelmatig de kleur van de oogslijmvliezen en de conditie van de lammeren. Gebruik voor het scoren van de kleur van de oogslijmvliezen onderstaande scorekaart. Hierbij is duidelijk te zien dat de onderste scores (4-5) erg bleke slijmvliezen laten zien, waarbij er overduidelijk sprake is van bloedarmoede en er mogelijk sprake kan zijn van een (ernstige) worminfectie.
  • Behandel als uit het mestonderzoek blijkt dat dit nodig is en verweid de koppel daarna naar een schoon perceel. Zie “het juiste gebruik van ontwormingsmiddelen”.
  • Door maaien en hooien neemt de weidebesmetting af. De weide mag echter niet als schoon beschouwd worden.
  • Wisselbeweiding met paarden kan helpen in het verlagen van de weidebesmetting. Haemonchus kan vermeerderen in runderen, dus wisselbeweiding met koeien draagt niet bij aan het verlagen van de weidebesmetting.

Het juiste gebruik van ontwormingsmiddelen

  • Voorkom onderdoseren: weeg het zwaarste lam uit de koppel en doseer ca. 10 % extra.
  • Ontworm 95 % van de dieren. Sla 5 % sterke gezonde dieren over, noteer de oornummers en ontworm deze dieren eventueel 2 weken later alsnog. Dit om de ontwikkeling van resistentie tegen wormmiddelen te voorkomen.
  • Bij koppels kleiner dan 20 dieren kan 1 dier overgeslagen worden.
  • Laat 10-14 dagen na het ontwormen de mest onderzoeken om te controleren of het gebruikte ontwormingsmiddel effectief was.
  • Verweid de koppel 2 dagen na het ontwormen indien mogelijk naar schoon land.

Ontwormingsmiddelen

  1. Groep 1: Benzimidazolen (Panacur): veel resistentie, werkt wel tegen lintworm en Nematodirus
  2. Groep 2: Imidothazolen (Levamisole): geen resistentie, werkt niet tegen larvale stadia
  3. Groep 3: Avermectines/Milbemycines (Ivermectine, Dectomax, Cydectin): resistentie komt voor. Cydectin heeft nawerking van 4 weken tegen haemonchus en Teladorsagia. Bij zieke dieren uitgaan van hooguit 2 weken nawerking.
  4. Groep 4: Amino-Aceto-derivaten (Zolvix): resistentie gemeld
  5. Groep 5: Salicylanilides (Solantel, Flukiver combi): werkt tegen (multiresistente) Haemonchus. Closantel werkt niet tegen larvale stadia.

Wanneer mestonderzoek

  • Lammeren vanaf 6 weken leeftijd en minimaal 2 weken weidegang.
  • Vanaf mei of eerder bij klachten.
  • Bij gunstige uitslag mestonderzoek en lammeren blijven op dezelfde weide: mestonderzoek wekelijks herhalen zolang er geen behandeling heeft plaatsgevonden.
  • Vier weken nadat lammeren zijn omgeweid.
  • Vier weken na behandeling (na afloop nawerkingsperiode) als ze op dezelfde weide blijven.
  • Bij twijfel: minder groei, bleke slijmvliezen, diarree of juist droge keutels.
  • 10-14 dagen na behandeling met een ontwormingsmiddel.
  • Ooien na aflammeren.
  • Volwassen schapen die dit jaar niet zijn ontwormd: juli/augustus.

Algemene adviezen m.b.t. weerstand

  • Lammeren in goede conditie zijn beter in staat om weerstand op te bouwen tegen maagdarmwormen.
  • Een tekort aan kobalt/vitamine B12 zorgt voor verminderde weerstand. Het is belangrijk dat het rantsoen voldoende voorziet in de kobalt behoefte. Indien nodig kan dit gesupplementeerd worden door vitamine B12 injecties of een oraal kobalt supplement.
  • De opbouw van weerstand tegen wormbesmettingen is deels erfelijk bepaald. Hiermee kan rekening gehouden worden bij de fokkerij. (Zie bijvoorbeeld de website van het NSFO).

Aanvoer van nieuwe dieren

  • Bij aanvoer van dieren van een ander bedrijf kunnen nieuwe wormensoorten of resistente wormen in de koppel gebracht worden. Zet nieuwe schapen de eerste weken apart, laat mestonderzoek doen en behandel de dieren indien nodig met een middel uit groep 3 of 4. Pas na een gunstige mestuitslag mogen ze in de koppel gezet worden. Gebruik de quarantaine periode ook om de dieren te controleren op rotkreupel en schurft.
  • Ontwormen heeft geen nadelige invloed op de vruchtbaarheid van dekrammen of ooien.

 

Wil je een specifiek voor jouw koppel schapen? Neem dan contact op met de praktijk of doorloop alvast de Wormenwijzer.

Deze website maakt gebruik van cookies om ervoor te zorgen dat u de beste ervaring krijgt op onze website. Bekijk Privacyverklaring