Meer melk uit je maïs: kies het juiste ras

Regelmatig nemen we bij de melkveehouders tijdens de vaste bedrijfsbegeleiding de MPR door. Op een aantal bedrijven plannen we hiervoor een vaste afspraak in, bijvoorbeeld één keer per kwartaal, waarbij tevens de voervoorlichter aanwezig is. De kuiluitslagen komen hierbij ook vaak op tafel, om te kijken waar de mogelijke verbeterpunten liggen.

Soms komt het naar voren dat de kwaliteit van de maïskuil toch wat minder is dan verwacht. Hoe kan het nou dat er zoveel variatie zit tussen maïskuilen? Een belangrijke vraag, aangezien het zetmeelgehalte en de (plant)verteerbaarheid van de maïs op veel bedrijven verantwoordelijk is voor een aanzienlijke bron van energie in het rantsoen.

Naast het zaai- en oogstmoment, de manier van in- en uitkuilen en de conservering, is de keuze van het maïsras een belangrijke factor in dit geheel. Aangezien er nog enige tijd is voordat de maïs de grond in gaat, is dit het ideale moment om de keuze van het juiste maïsras nog eens goed te belichten. Welke maïs past het best bij jouw koeien én jouw percelen? Elk voorjaar steekt die vraag weer de kop op. Het antwoord bepaalt niet alleen de voederkwaliteit, maar uiteindelijk ook je melkproductie en hiermee je saldo. Daarom helpen wij je graag op weg met een paar praktische richtlijnen.

1. Kijk eerst naar je locatie

Je locatie, met de bijbehorende grondsoort, klimaatgegevens en weersomstandigheden bepalen de keuze voor het type maïsras. Op basis van deze gegevens kan een rijpingsgroep worden gekozen. De maïsrassen kunnen grofweg worden ingedeeld in zeer vroege en vroege soorten, middenvroege soorten en middenlate soorten. De temperatuursom (optelsom van de gemiddelde dagtemperatuur met aftrek van de basistemperatuur van zes graden Celsius, gerekend vanaf het moment van zaaien) bepaald wanneer het maïsras ongeveer silorijp is. Silorijp is de maïs bij een drogestofgehalte van ongeveer 32 procent.

De temperatuursom van jouw percelen is doorslaggevend voor de te kiezen rijpingsgroep:

  • Zeer vroege en vroege rassen – Silorijp bij ± 1.430 °C
  • Middenvroege rassen – Silorijp bij ± 1.500 °C
  • Middenlate rassen – Silorijp bij ± 1.570 °C

Kies een ras dat eind september de 32 % drogestof haalt. Te laat oogsten klinkt aantrekkelijk voor de opbrengst qua tonnen, maar kost je energiedichtheid en dus liters melk.

2. Focus op energiedichtheid

Melkkoeien hebben een beperkt pensvolume; elke hap moet dus vol energie zitten om de maximale opbrengsten uit (eigen) voer te verkrijgen. Ga daarom voor rassen met de hoogste of één-na-hoogste energiedichtheid. Enkel rassen uit deze categoriën zijn geschik voor melkkoeien en hun melkproductie. De rassen met een aanzienlijk lagere energiedichtheid zijn beter geschikt voor de biogasproductie.

  • Grasrijk rantsoen? Pak de absolute toppers qua energiedichtheid.
  • Veel maïs in het rantsoen? Dan kun je een ras kiezen met iets minder zetmeel, mits de energiedichtheid hoog blijft.

3. Let op vezelverteerbaarheid

Een hoog zetmeelgehalte is mooi, maar de koe moet de restplant óók goed kunnen verteren. Een goede restplantverteerbaarheid kun je herkennen aan een hoge energiedichtheid met een wat relatief lager zetmeelgehalte. Ook hierbij geldt dat het pensvolume van de koe een enigszins beperkende factor is, waardoor een goede verteerbaarheid en hiermee een hogere energiedichtheid van het opgenomen voer cruciaal zijn voor maximale opbrengsten per kilogram droge stof. Zo benut je het pensvolume optimaal.

4. Teelt- en oogsttips

  • Meerdere rassen zaaien in één perceel? Meng geen rassen door elkaar; zaai hooguit in stroken van 3 meter om concurrentie te voorkomen. Hiermee voorkom je zwakke planten en heb je bij plantuitval nog de mogelijkheid om stroken opnieuw te zaaien.
  • Stay-green en Brown Midrib (BMR) maïsrassen met respectievelijk een ruimer oogstvenster en een hogere verteerbaarheid zijn interessante rassen voor de toekomst, maar nog in onderzoek voor ons klimaat. Blijf deze ontwikkelingen kritisch volgen.
  • Oogst tussen de 33 en 37 procent drogestof (van de totale plant): de perfecte balans tussen zetmeel, vezelverteerbaarheid en conservering.
  • Stoppelhoogte: iets hoger hakselen verhoogt het zetmeelgehalte, maar verlaagt de tonnen droge stof. Maak hierin een goede afweging, afhankelijk van de wensen en het totale aanbod van ruwvoer/maïs in het betreffende jaar.

5. Elk perceel, elk bedrijf is anders

Extreme droogte of slagregens? Ze beïnvloeden de verteerbaarheid meer dan je denkt. Bij extreme weersomstandigheden zoals stortbuien, slagregens of langdurige regenval gaat de plant extra lignine produceren om meer stevigheid te krijgen in het kader van overleving. De ‘verhouting’ die hierdoor optreedt verlaagt de vezelverteerbaarheid aanzienlijk. Stem je rassenkeuze en oogstplanning daarom elk jaar opnieuw af op de actuele omstandigheden.

 

Klaar om te zaaien?

Heb je twijfels over rijpingsgroep, energiedichtheid of oogststrategie? Bel of app ons gerust – we kijken graag mee naar jouw bemonsteringsdata en rantsoen. Idealiter doen we dit in een afspraak samen met de voervoorlichter. Je voervoorlichter is expert op dit gebied, en samen met hem/haar kunnen we diergezondheid en productie koppelen aan de juiste keuze voor een maïsras. Zo haal je het maximale uit elke korrel en houden we samen je koeien gezond, productief én rendabel.

Deze website maakt gebruik van cookies om ervoor te zorgen dat u de beste ervaring krijgt op onze website. Bekijk Privacyverklaring