Longworm
Op deze pagina vind je wat achtergrond informatie over longworm. Hoewel longworm in het verleden voornamelijk bij kalveren tijdens de weidegang werd gezien, komt het de afgelopen jaren ook steeds vaker voor bij volwassen dieren. Een infectie om rekening mee te houden dus. Maar wat zijn nu eigenlijk de verschijnselen van een longworm infectie? Waar kun je op letten, hoe kun je het behandelen maar nog belangrijker, hoe kun je het voorkomen?
Verschijnselen
Longworm wordt veroorzaakt door de parasiet Dictyocaulus viviparus. Voor het oplopen van een longworm infectie moet er sprake zijn van weidegang, bedenk hierbij wel dat ook zomerstalvoedering in sommige gevallen tot een infectie kan leiden. De klinische verschijnselen kunnen zowel enigszins vaag (daling van de melkproductie of vermagering/groeivertraing) als wat duidelijker uitgesproken zijn (hoesten, eventueel met ernstige benauwdheid). Door de beschadigingen die de longwormen aanrichten en door het ondermijnen van de weerstand bestaat er een grotere kans op secundaire bacteriële infecties (zoals bijvoorbeeld met Mannheimiae haemolytica). Bij een longworm infectie hoeft er in het eerste stadium nog niet altijd sprake van koorts te zijn, bij het optreden van secundaire bacteriële infecties is dit vaak wel het geval, waardoor er niet altijd direct wordt gedacht aan een primaire longworm infectie als oorzaak.
Cyclus van de longworm
De cyclus van een longworm begint eigenlijk met de uitscheiding van larven in de mest (de zogenaamde L1-larven). In de mest maakt deze de ontwikkeling door tot een L2-larve, die vervolgens verder groeit tot een L3-larve in het gras. Het bijzondere aan de cyclus van de longworm zit hem in de volgende fase. Hierbij is de schimmel Pilobolus betrokken. Deze schimmel bevindt zich in en rondom de mest en schiet letterlijk sporendragers weg. Het zijn echter niet alleen de sporendragers van de schimmel die hierbij worden weggeschoten, maar ook de longwormlarven ‘liften’ hierop mee. Zo kunnen ze zich meerdere tientallen meters ver verspreiden (met harde wind is dit nog vele malen verder). De L3-larven worden vervolgens tijdens het grazen door de koeien opgenomen en dringt dwars door de darmwand het lichaam binnen. Na vervelling in een lymfeknoop wordt de larve via het bloed en de lymfe door het lichaam naar de longen van de koe getransporteerd. De larve migreert vervolgens actief naar de longblaasjes, waar de laatste vervelling optreedt in de ontwikkeling tot een volwassen longworm. Door deze laatste stappen en de ophoping in de longen treden de kenmerkende verschijnselen op. De volwassen longworm legt vervolgens eitjes die snel uitkomen. Uit de eitjes komen de L1-larven, die worden opgehoest, doorgeslikt en via de mest op het land komen. Zo is de cyclus van de longworm rond.
Diagnostiek
Om longworm aan te tonen zijn er verschillende onderzoeksmethoden. Dit kan onder andere met mestonderzoek, bloedonderzoek, tankmelkonderzoek, longspoelingen en sectie. Om te kijken welk onderzoek voor je bedrijf het meest geschikt is (bij problemen of in het kader van bedrijfsscreening), kun je het beste met de begeleidende dierenarts overleggen. In het najaar kunnen bedrijven met weidegang en/of zomerstalvoedering deelnemen aan het gratis tankmelkonderzoek wat wij in samenwerking met Boehringer Ingelheim aanbieden. Informeer bij de praktijk naar de mogelijkheden van dit onderzoek. Bij dit onderzoek wordt gefocust op de besmetting met maagdarmwormen, welke vaak samen met longwormbesmettingen optreden.
Behandeling
Bij klinische klachten of bij aanwijzingen tot een (zware) longwormbesmetting, is het noodzakelijk om de aangedane dieren te behandelen. Meestal zijn de overige dieren in bijvoorbeeld een jongveekoppel op de weide ook in meer of mindere mate aangedaan, waardoor het advies is om de gehele koppel in één keer te behandelen. Er zijn hiervoor verschillende, goed werkende producten beschikbaar. Voor melkvee is er een pour-on geregistreerd zonder wachttijd voor de melk. Deze producten werken tevens tegen maagdarmwormen. Let wel op dat de verschijnselen zoals hoesten tot meer dan een maand kunnen aanhouden na behandeling. Het blijven hoesten na behandeling betekent dus niet dat de diagnose of de behandeling niet juist was. De aangedane longen hebben namelijk veel tijd nodig om te herstellen.
Preventie
Door goed na te denken over het beweidingsschema kan de infectiedruk laag worden gehouden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het inweiden van jongvee op ‘schone’ weides en het regelmatig omweiden. Preventief kan er worden gevaccineerd voor de weidegang middels een orale vaccinatie op respectievelijk 6 en 2 weken voor de start van de weidegang. Overleg over de beste preventieve mogelijkheden, specifiek voor jouw bedrijf met je begeleidende dierenarts. Neem hierbij direct het het meest optimale beweidingsschema in het kader van maagdarmwormen mee, om ook schade door deze parasieten te voorkomen.